’s Nachts komen de herinneringen aan de oorlog nog vaak voorbij, de angst die ze voelde als de Duitsers in het dorp kwamen. Bang dat de onderduikers, die zij onderdak verschaften, ontdekt zouden worden……
Annie’s moeder, Bertha Manders, is al jong gestorven. Annie, oudste dochter (17 jaar), nam samen met haar vader Willem Welbers, de zorg voor de 6 kinderen op zich. Haar vader is boswachter en ze wonen aan de bosrand. Als de oorlog uitbreekt moet haar oudste broer in dienst in Venlo. Al gauw worden ze benaderd door advocaat van Grunsven uit Oss…….
‘Ik weet nog goed dat advocaat van Grunsven bij mijn vader kwam. Hij zat bij de jagersvereniging en kende mijn vader. Hij was in contact gekomen met een verzetsstrijder uit Haarlem; Eduard Heijmans. Hij had in Haarlem een brug opgeblazen en zocht een onderduikadres. Hij was de eerste onderduiker die we in huis genomen hebben. Hij was ontzettend nerveus en bang; als de postbode de post binnen gooide, dook hij al weg…….de postbode zei al : hij verraadt zichzelf nog ! Maar eigenlijk werd er nooit over de onderduikers gesproken, je kon eigenlijk niemand vertrouwen. Eduard Heijmans was erg zwak toen hij bij ons in huis kwam. Hij had veel last van diarree. Al het eten dat bij ons op tafel kwam werd eerlijk gedeeld, iedereen kreeg hetzelfde en even veel. Omdat Eduard echter zo verzwakt was heeft mijn vader witte rijst gespaard om hem van de diarree af te krijgen.’
Piet Manders, neef van Annie, ook aanwezig bij dit interview, vertelt dat tijdens de oorlog in zijn familie “Tante Lien” ondergedoken zat. Ook Annie kan zich dat nog goed herinneren;
‘In Oss woonde huisarts dr. Frank, een Joodse arts. Hij moest in dienst tijdens de oorlog, kwam bij de marine terecht. “Tante Lien” was zijn plaatsvervangster. Zij zorgde er in die tijd vaak voor dat Joodse mensen een “verklaring van ernstige ziekte” kregen, zodat ze niet afgevoerd werden door de Duitsers. Zij was van juni 1943 tot september 1944 ondergedoken in Schaijk bij Wim en Antje Manders. Daarna is zij voor een organisatie gaan werken voor de geallieerden.’
‘Na Eduard Heijmans kwamen er 2 nieuwe onderduikers bij ons in huis: Mevrouw Frank (vrouw van Dr. Frank uit Oss) met haar zoontje Achie. Hun onderduiken was eigenlijk dienst / wederdienst. Martien, mijn broer, werd opgeroepen voor “Arbeitseinsatz”. Martien was echter al wat ziekelijk en Dr. Cliteur, internist van het St. Annaziekenhuis, heeft er toen voor gezorgd dat Martien 6 weken opgenomen werd, en een verklaring kreeg zodat hij niet weg hoefde. Dr. Cliteur was echter op zoek naar een rustig, vertrouwd adres waar mevrouw Frank met haar zoontje ondergebracht kon worden tot haar man weer terug zou keren van de marine. Samen met burgemeester Louis de Bourbon heeft Dr. Cliteur hier mijn vader toen voor benaderd. Wij hadden een kamer over en zij mochten onderduiken bij ons. Voor 10 gulden per week, kregen zij een onderdak en eten. Sommigen dachten dat je daar rijk van werd, nou dat was echt niet zo ! Tijdens de oorlog aten ook mevrouw Frank en Achie gewoon met de pot mee. Of het nu varkensvlees of roggebrood met appelstroop was. Er was natuurlijk al niet zoveel voorhanden, we waren blij met een boer en bakker in de kennissenkring voor wat extra eten. Alles werd eerlijk gedeeld. Mevrouw Frank had een zus ; Hanne, zij werkte in Oss als verpleegster bij Joodse bejaarden. Zij wilde eigenlijk ook bij ons onderduiken……helaas mocht het niet zo zijn, zij werd bij een razzia opgepakt en afgevoerd. Ze is nooit teruggekomen. Mevrouw Frank en haar zoontje heb ik ’s nachts opgehaald, via het bos, de Rijksweg overgestoken bij Toon Zegers, die bekend stond als Duits gezind.’
‘In de tijd dat Mevr. Frank bij ons woonde kwam mijnheer Muller uit Oss, getrouwd met een nicht van mevrouw Frank en Rijksduitser, wel eens bonnen brengen voor haar. Eén keer nam hij zelfs een blikje haring in tomatensaus en een komkommer mee. Mevrouw Frank heeft dit met haar zoontje op haar kamer opgegeten zonder te delen met ons. Ik moet zeggen dat ik dat op dat moment wel als zeer ondankbaar ervaren heb.’
‘Na een half jaar echter is mevrouw Frank met haar zoontje vertrokken naar een ander onderduikadres in Schaijk; bij Richard Arts. Daar zat een kennis van haar ondergedoken : Alex Mok. (Deze Alex Mok wilde eerst ook onderduiken bij ons, maar dat mocht niet van Huub Driessen van het verzet, hij was namelijk een jongeman en ten opzichte van mij mocht niet “de kat op het spek gebonden worden” !) Later vertelde Alex Mok tegen mevrouw Frank dat er bij de familie Arts veel meer te eten was en is zij vervolgens met haar kind daarheen gegaan.’
‘Toch is de verstandhouding altijd goed gebleven tussen ons en de familie Frank , toen ik na de oorlog in 1946 trouwde is mevrouw Frank nog op de bruiloft geweest . Helaas heeft haar man de oorlog niet overleefd. Het schip waarop hij zat is op de Middellandse zee getorpedeerd.’
‘Nadien kwam Appie (Abraham) van Velzen uit Amsterdam bij ons in huis. De ouders van Appie waren opgepakt en de buren hebben Appie gered. Appie werd opgehaald door een Belgische priester en naar Oss gebracht. Cor Wagemakers en Huub Driessen van het verzet wisten dat mevrouw Frank en haar zoontje weg waren bij ons, ik was gek op kinderen en zo kwam Appie bij ons terecht. Tot 1947/1948 maakte hij deel uit van ons gezin. En ook al wist Toon Zegers (Duits gezind) dat hij niet echt een broertje van ons was, hij heeft er nooit niks van gezegd’. Voor mijn vader en mij was het “onzen Appie”, ik had geregeld dat Appie tijdelijk naar de kleuterschool kon’ in Schaijk bij de zusters.’
‘Een keer ging ik met mijn zus Mientje en Appie wandelen naar Ome Wim en tante Antje, onderweg kwamen we 2 Duitse soldaten tegen die ons heel erg aankeken, we hebben toen enkele uren bij ome Wim en tante Antje gewacht voordat we pas weer terug naar huis durfden te wandelen. Laten keken we naar de wieken van de molen aan de Kleingaalseweg in Schaijk, als die in kruisstand stonden, was dit het teken dat de SS in de buurt was.’
Bij de ouders van Piet Manders (ome Wim en Tante Antje voor Annie) zat zoals al eerder vermeld “tante Lien” ondergedoken. Zij zat een keer in de schuilplaats; een loze ruimte boven een kast en tussen het plafond, afgesloten met een luik. Het gezin zat aan tafel te eten toen de Duitsers binnen kwamen, zij hebben het huis doorzocht maar “tante Lien” niet ontdekt.
Wanneer een onderduiker wel ontdekt werd , betekende dit natuurlijk dat iedereen opgepakt werd, ook het gezin dat als onderduikadres fungeerde. Er was dan ook veel angst en er werd niet over de onderduikers gepraat. Er bestond schijnbaar wel een geheime lijst in Schaijk, van mensen die opgepakt moesten worden m.b.t. onderduikers, daar stond Wim Manders, de vader van Piet ook op. Omdat hij in zijn timmerbedrijf echter tafels maakte voor de Duitsers liep hij “minder” gevaar. De mensen die hij werk verschafte in zijn bedrijf hoefden niet weg voor “Arbeitseinsatz”
Annie vervolgt:
‘Na de oorlog wilde Appie graag bij ons blijven, echter oom Salomon die terug kwam uit het concentratiekamp heeft hem opgehaald. Appie was toen 7 jaar. Appie zei hem nog te herkennen. Oom Salomon woonde met tante Bet, en waren oudere mensen. Hij is later nog verschillende keren bij ons op visite geweest, heeft zelfs nog bij ons gelogeerd. Hij miste ons en Schaijk, wilde desnoods van Amsterdam naar Schaijk lopen !’ We hebben altijd contact gehouden met Appie en zijn latere vrouw. Ze kregen 2 dochters en hadden een zaak in elektronica in Amsterdam. Ze kregen 2 dochters. In 2015 is Appie overleden.’
‘Gelukkig hebben wel alle mensen die bij ons ondergedoken gezeten hebben, de oorlog overleefd.’ Eduard Heijmans is na de oorlog nog bij ons geweest om ons te bedanken.’
‘Wat ook opvallend was ; tijdens de oorlogsperiode hebben allemaal connecties van de Osse familie Frank ondergedoken gezeten bij de diverse gezinnen van de familie Manders in Schaijk’
‘Bij Wim en Antje Manders – Bongers zat dus “Tante Lien” , bij Cornelis/Killeke en Truus Manders- vd Burgt zat de Joodse familie van Dijk , bij Martien en Anna Manders – Keizers zaten de ouders van mevrouw Frank ondergedoken.’
Met een laatste verhaal sluit Annie af:
‘De broer van mevrouw Frank zat in Oss ondergedoken, was op de vlucht voor de SS, en is via het bos op de fiets naar ons gevlucht. Omdat de wieken van molen echter in kruisstand stonden hebben wij hebben hem het bos weer in gestuurd omdat hij daar het veiligst zat. Ik heb hem nog brood gebracht in het bos. ’s Avonds stonden de wieken weer in de veilige stand en kwam hij weer naar ons huis. Daar was ook Huub Driessen van het verzet. De broer van mevrouw Frank vertelde toen dat als hij onderweg Duitsers had getroffen, hij dan verteld zou hebben dat hij onderweg was naar de familie Welbers in Schaijk. Hij zou dan dus eigenlijk alles verraden hebben, maar was zich daar totaal niet van bewust. Hij had notabene een Joods paspoort bij zich. Huub Driessen van het verzet was natuurlijk laaiend toen hij dit hoorde…….
Wat hebben we veel angst gekend in die tijd…..en wat hebben we het er toch allemaal goed afgebracht !’
Schaijk / Zeeland, 23 februari 2016